Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De Heere HEERE heeft gezworen [4]bij Zijn heiligheid, dat er, ziet, [5]dagen over ulieden zullen komen, [6]dat men u [7]zal optrekken met haken, en uw [8]nakomelingen met [9]visangelen. 4. Zie Gen.22:16. 5. Dat is, bestemde tijden van plagen. Zie Ps.37:13; Jer.50:27,31, en Joel 1:15, met de aantekening. 6. Hebr. dat hij; dat is, dat men, of de vijand, enz. 7. Of, wegnemen, wegvoeren, in het volgende met haken. Versta, gelijk men de grote vissen met haken uit de zee optrekt, zal Ik u door den vijand uit uw land wegrukken, hoe node of ongaarne gij ook daaruit zoudt willen, Verg. Jer.16:16; Hab.1:14,15, en voorts Job 40:21; Jes.37:29; Ezech.19:4,9, en Ezech.29:4. 8. Of, uw laatste, achterste; dat is, die achtergebleven en mogen zijn, of zich achterlijk houden. Zie van het Hebr. woord ziet. Zie Job 40:21. 9. Die scherp en stekende zijn als doornen, of naar de wijze van die gemaakt, waarop het Hebr. woord ziet. Zie Job 40:21.